U bent hier

Gantois, Édouard (XVIII - XIX)

, Gent -
Social Media: 

Er zijn weinig biografische gegevens beschikbaar over de Belgische slavenhandelaar Edouard Gantois. Ondanks zijn prominente positie als handelaar in Salvador, Bahia, Brazilië, blijft hij een obscure figuur. Hij werd geboren in de late achttiende eeuw in Gent, en emigreerde naar Brazilië, waar hij een handelsbedrijf in Salvador stichtte. Daar was hij tussen 1830 en 1850 voornamelijk in de slavenhandel actief, een illegale maar zeer lucratieve handel. Zijn kantoor was gelegen in Rua d'Alfandega, in het lagere deel van de stad, nabij de haven.

Samen met zijn partners, de Franse Guillaume Pailhet en de Britse Henry Marbach, runde hij een zeer welvarend bedrijf met verschillende schepen. In die 20-jarige periode realiseerden ze minstens 36 clandestiene transporten, waarvan er slechts vier werden onderschept. De schepen exporteerden uit Salvador  tabak, textiel, suiker, cachaca, wapens en buskruit, die ze in West-Afrika ruilden voor slaven.

In 1831 verklaarde Brazilië de slavenhandel illegaal. De slavernij bleef bestaan, maar de slavenhandel werd verboden. Helaas was de wet een dode letter. Grootschalige boerderijen, suikerruitplantages en mijnen waren immers zo afhankelijk van slavenarbeid dat de autoriteiten hun ogen gesloten, vooral als ze smeergeld ontvingen. De verkoop van slaven bracht zeer veel winst op. Een slaaf werd voor 10 dollar aangekocht in Afrika en verkocht voor 500 dollar in Brazilië.

Rond 1850 begon de slavenhandel echter te slabakken. De Braziliaanse autoriteiten handelden met meer ernst en de West-Afrika Squadron van de Britse marine patrouilleerde intensiever de kust van West-Afrika om slavenschepen te onderscheppen. De val van Lagos in december 1851, één van de belangrijkste havens, was een definitieve klap voor de mensenhandel. Omdat deze geen vooruitzichten bood, zocht Gantois andere commerciële activiteiten. Negen jaar na het verbod op trafiek van slaven ontpopte hij zich als een industrieel. Hij was eigenaar van een tabaksfabriek gespecialiseerd in snuiftabak, een product dat erg gewaardeerd werd door de Europese markt en dat hij exporteerde naar Frankrijk. Zijn winst investeerde hij in landaankopen en zo werd hij een grootgrondbezitter.

Zo kocht hij in 1844 de fazenda Garcia, een enorm landgoed in Salvador, dat zich uitstrekte van Campo Grande naar het oosten en de heuvels van de huidige wijken Garcia en Federatie, alsook de omliggende valleien grenzend aan de Dijk Tororo, omvatte. Hier vestigde hij zijn reeds vermelde ​​snuiftabakfabriek. Later verkocht hij delen land of verhuurde velden aan particulieren.

Op één van deze stukken werd in 1849 de Ilê Iya Omi Yamassê Ax opgericht, ook bekend als Terreiro do Gantois. Deze cultusplaats voor de Afrikaanse Candonblé werd gesticht door Yoruba vrouwen die als slaven waren aangekomen. De afgelegen en hoog plek, omringd door een bos, werd indertijd gebruikt door gevluchte slaven om aan de politie-vervolging te ontsnappen. Chris Delarivière beschrijft het “als een ironie dat net op deze gronden van een slavenhandelaar, één van de meest gerespecteerde Afrobraziliaanse candomblé-genootschappen opgericht werd”.

Afstammelingen van Gantois wonen nog in het binnenland van Bahia.

Tekst en onderzoek: Marc Storms

De tweede en herziene uitgave van het boek van Prof. Dr. Pedro de Almeida Vasconcelos “Salvador: transformações e permanências (1549-1999)" een uitgave van de Editora da Universidade Federal da Bahia – EDUFBA bevat volgende informatie over Gantois: 

  • O cônsul francês Maubuisson em documento de 1847 informou que 23 navios pertencentes aos negreiros teriam sido enviados de Salvador em 1846, entre eles Gantois & Pailhet. Considero este o documento o mais importante que encontrei nos Arquivos do Quay d´Orsay, em Paris, pois é uma fonte primária, de um contemporâneo residente em Salvador.
  • Pierre Verger em seu livro Fluxo e Refluxo (1987, p. 456) informou que Edouard Gantois era belga e seus sócios eram os franceses Pailhet e Martin e o inglês Marback.
  • No Relatório anual (“Falla”) do Presidente da Província da Bahia Francisco Gonçalves Martins, de 1850 (p. 23-24) foi destacado o empenho dos negociantes Gantois & Marback que participavam das Comissões de Obras na Cidade Baixa (Originais da Universidade de Chicago).
  • Em 1851 o Cemitério dos Alemães foi adquirido, em terreno de chácara de Carlos Eduardo Gantois e sua esposa, conforme livro de Wildberger, 1949, p. 236. 
  • Na Falla do Presidente da Província João Lins Vieira Cansansão de Sinimbu (1857, p. 102, 104), foi informado o funcionamento no Garcia da Fábrica de tabaco de Gantois e Paillet, com 11 trabalhadores, sendo 3 escravos.
  • Na visita que o Imperador D. Pedro II realizou em Salvador em 1859, ele observou os sangradouros “para mover fábricas como a de rapé de Gantois” (1959, p. 168).
  • Nina Rodrigues registrou no seu livro Os Africanos no Brasil (edição 1988, p. 230) que em 1895 estava funcionando o candomblé do Gantois.
  • No Livro de Terras publicado pela OCEPLAN – Prefeitura Municipal de Salvador, 1977, estão registrados os loteamentos seguintes:
    • Loteamento Jardim Jaguaripe, de Waldemar Gantois, com 75 lotes de 1.060 metros cada, aprovado em 1952;
    • Loteamento Patamares, com 697 lotes de 1.300 metros cada, numa área de 185 hectares, da Urbanisa e Waldemar Gantois, aprovado em 1974.

Bronnen:

  • Um traficante de escravos na Bahia / Chris Delarivière. P. 84-86. In: Brasil e Bélgica: Cinco séculos de conexões e interações / organização Eddy Stols, Luciana Pelaes Mascaro e Clodoaldo Bueno. - São Paulo: Narrativa Um, 2014. – 376 p.
  • Gesprek met de ereconsul van België in Salvador, Stéphane Pérée.
  • E-mails van Pedro Vasconcelos, professor emeritus van het Instituto de Geociências (Igeo) da UFBA e da Universidade Católica do Salvador (Ucsal) die in de jaren 1970 zijn licenciaatsdiploma haalde in Louvain-la-Neuve.
  • O TERREIRO DO GANTOIS: REDES SOCIAIS E ETNOGRAFIA HISTÓRICA NO SÉCULO XIX / Lisa Earl Castillo. In: Rev. Hist. (São Paulo). no.176 São Paulo. Epub Nov 13, 2017