U bent hier
Societé Anonyme des Travaux Dyle et Bacalan (1879-1928)
Op 2 mei 1866 werd, door een notariële akte van notaris Toussaint, zetelend te Brussel, de commanditaire vennootschap “A. Durieux et Compagnie” opgericht. De 4 oprichters en vennoten waren Aimé Durieux, ingenieur, woonachtig te Nijvel, Henri Fiévé, woonachtig te Gent, Louis Bosmans, ondernemer van openbare werken, woonachtig te Leuven, en Apollinaire-Adrien Bougard, glasblazerij-eigenaar, woonachtig te Manage (Seneffe). Aimé Marie Charles Durieux werd geboren op 12.9.1827 te Nijvel en verhuisde in 1867 naar Leuven. Louis Bosmans werd op 10.4.1827 geboren te Leuven. Hij was een “self-made man”. Hij bouwde o.a. in 1863 de ateliers van de “Grand Central Belge” (spoorwegen), en, in samenwerking met architect Pierre Van Bristom, de stations voor de lijn Leuven – Charleroi, de Grand Central Belge.
De ateliers werden gebouwd in het noordelijk deel van de stad, boven de Vaartkom tussen de Dijle en de Kesselstraat. Leuven was via de Leuvense vaart sedert 1763 verbonden met het Scheldebekken en sedert 1837 via de spoorlijn Leuven – Mechelen met de havenstad Antwerpen.
Het doel van de onderneming was de uitvoering van alle werken i.v.m. vast of rollend materieel voor spoorlijnen, rivieren en wegen en alle burgerlijke en militaire constructies, met uitsluiting van locomotieven, stoomboten en stoommachines. Het bedrijf specialiseerde zich in metaalconstructies, spoorwegonderdelen, trammen, bruggen en viaducten en is vooral beroemd door de bouw van de Koninklijke serres in Laken (1873-1875). De wintertuin van de serres heeft een lengte van 120 m, is 15 m breed en heeft een centrale rotonde van 58 m diameter met een hoogte van 30 m.
Op 5 juli 1875 werd de “Société en commandité A. Durieux et Cie” omgevormd tot de “Société Anonyme des Ateliers de la Dyle”. Een naamloze vennootschap had een beperktere aansprakelijkheid voor haar bestuurders, een grotere risicospreiding, en kon vreemd kapitaal aantrekken. De nieuwe vennoten waren: François Bosmans (broer van Louis), Louis Fiévé, vader en 2 zonen Halot, industriëlen uit Brussel, Alfred Devos, suikerhandelaar te Gent, Charles De Cuyper, prof. te Luik, Emile Van Langendonck, wisselagent te Brussel, en Leopold-Charles-Marie Van Ersel, cavalerieluitentant, Brussel. Opvallend is het enorme beginkapitaal van de onderneming 2.500.000 fr. Waarvan de inbreng van de “A. Durieux et Cie” 66% was. Het voor die tijd zeer uitgebreide machinepark vormde de helft van de materiële activa van de onderneming.
In 1876-77 werd 70% van de productie van de S.A. des Ateliers de la Dyle geëxporteerd en in 1877-78 zelfs 90%. Deze cijfers weerspiegelen de internationalisatie van de Belgische economie sinds 1850. De wereldtentoonstellingen vormden een belangrijk commercialiseringsinstrument. “A. Durieux et cie.” en later de “S.A. des Ateliers de la Dyle” waren aanwezig in Wenen 1873, Santiago de Chili 1875, Philadelphia 1876 en Parijs 1876.
Brazilië was toen al een belangrijk markt voor de S.A. des Ateliers de la Dyle. De krant “The Anglo Brazilian Times” (August 9, 1879 p. 3 – Ed. 22) meldt de aankomst van de stoomboot “Jerome” in april 1879 met als lading 5 metalen bruggen voor de spoorlijn "Estrada de Ferro Baturité" die de hoofdstad van de staat Ceará, Fortaleza, verbond met de Serra de Baturité. Hetzelfde bedrijf leverde eerder al 34 bruggen voor deze spoorlijn. Verder vermeldt dezelfde krant dat 15 goederenwagonnen van de S.A. des Ateliers de la Dyle in gebruik waren bij het spoorwegbedrijf Mogiana naast vier rijtuigen en dat een levering van 10 goederenwagonnen voor de spoorlijn Porto Alegre onderweg was.
De Ateliers de la Dyle had toen al een aanzienlijke hoeveelheden spoorwegmaterieel aan de Dom Pedro II-lijn geleverd. Volgens een materieelinventaris van 1881 bezat deze lijn een indrukwekkende verzameling van rollend materieel dat in Leuven gebouwd was:
- 40 wagons voor o.a. levend vee (2 assig)
- 1 wagon voor o.a. geslacht vee (10 ton)
- 13 wagons voor kaas en spek
- 2 wagons voor dynamiet, spoorstaven en hout (10 ton)
- 23 wagons voor hout
- 88 ballastwagons
- 388 gesloten wagens
- 270 wagens zonder remmen
- 370 andere wagons
In totaal bezat deze maatschappij in 1881 1154 wagons die door de Ateliers de la Dyle gebouwd waren.
Op 6 maart 1879 smolt de S.A. Ateliers de la Dyle samen met de "Société des Chantiers de Bacalan" gelegen in Bordeaux en vormde aldus de "S. A. Travaux Dyle et Bacalan". Toen verschenen voor notaris Jean Dufour 7 mannen: Aimé Durieux, Gustave Delahante, ondernemer van openbare werken (en eigenaar van de “Chantiers et Ateliers de Bacalan’ te Bordeaux), Pierre-Henri-Albert Lacroix-Saint-Pierre, eigenaar, Joseph de la Bouillerie, eigenaar, Hubert Desgrange, ingenieur, Charles-Leon Fontaine, eigenaar, en Sosthène le François, ingenieur. De voorlopige zetel van de nieuwe onderneming werd gevestigd in de rue Louis-le-Grand 25 te Parijs. Het kapitaal bedroeg 500.000 fr, verdeeld over 1000 aandelen. A. Durieux onderschreef er 492, G. Delahante 492 en de 5 andere vennoten elk 2.
De nieuwe onderneming had 5 grote doelstellingen:
- Het in concessie nemen, bouwen en exploiteren van elke vorm van spoor-, smalspoor- en tramlijnen en rivier- en zeevaartlijnen,
- de constructie en reparatie door de Ateliers de la Dyle en de Ateliers de Bacalan van alle vast en rollend materieel voor spoor-, smalspoor- en tramlijnen en rivier- en zeevaartlijnen
- Aparaten en machines voor sotkerijen, brouwerijen, suikerfabrieken en raffinaderijen
- Verkoop van alle genoemde maeterieel en machines
- De activiteiten werden uitgebreid met de bouw van schepen en vliegtuigen en openbare werken.
De “S.A. de Travaux Dyle et Bacalan” werd opgericht om de exploitatie van de twee ateliers en de scheepswerf te verbeteren. Opvallend is het accent dat gelegd wordt op het zelf bouwen van spoorlijnen. Dit was een steeds vaker gebruikt middel om de afzet van de eigen productie te bevorderen. De exploitatie van de spoorlijn werd meestal als bijkomstig beschouwd.
Combinatie van een spoorwegmaterieelconstructieatelier met een scheepswerf is een logische ontwikkeling voor de bouw en exploitatie van verkeersaders, vooral in minder ontwikkelde landen. Er zijn verschillende voorbeelden van fusies tussen Belgische en Franse bedrijven. Meestal echter beperkt tot Waalse en Noord-Franse. De vraag naar rollend spoorwegmaterieel in Frankrijk was in de periode 1879-1884 groter dan ooit en door de hoge Franse tolmuren was het bijna onmogelijk voor buitenlandse bedrijven om door te dringen op de Franse markt. Frankrijk had een stevige traditie van kapitaalexport en enorme financiële reserves. In ruil voor de Leuvense spoorwegtechnologie zou A. Durieux ongehinderd zijn expansieprojecten vanuit Leuven kunnen opzetten. Door de afgeslotenheid van de Franse markt betekende de proructie in Bordeaux, uitsluitend voor de nationale markt, geen concurrentie voor Leuven.
Een eerste resultaat van de “S.A. de Travaux Dyle et Bacalan” was de oprichting van de “Compagnie général de Chemins de fer brésiliens” (CGCB) op 23.10.1879. Met het oog hierop werd het kapitaal van de “S.A. de Travaux Dyle et Bacalan” verhoogd tot 7.500.000 fr, door het incorporeren van de ‘S.A. des Ateliers de la Dyle” en de “Chantiers et Ateliers de Bacalan”. In ruil voor de aanbreng van hun respectievelijke ateliers kregen beide partijen voor 3.500.000 fr aandelen in de nieuwe onderneming.
Bij de oprichting waren volgende partijen betrokken: J. Pacego en Lomas, concessionarissen van een in Brazilië te bouwen spoorlijn Paranaguá - Curitiba, A. Durieux en G. Delahante, voor de “S.A. de Travaux Dyle et Bacalan”, E. Bonteux, voorzitter van de beheerraad van de “Société de l’Union générale”, A. Durieu (sic), voorzitter van de beheerraad van de “Société du Crédit industriel et commercial”, een Parijse bank, markies L. De Beauvoir, P. Berenger en J. De la Bouillerie.
De CGCB kreeg een kapitaal van 10.000.000 fr. De “S.A. de Travaux Dyle et Bacalan” onderschreef 80% van de aandelen. Ze werden niet verspreid onder het publiek. Ze zouden trouwens pas dividenten opbrengen na de voltooiing van de spoorlijn. Paul Delahante werd benoemd tot vertegenwoordiger van de CGCB in Rio de Janeiro, oorspronkelijk gehuisvest in de rua do Ardor, 77. Hij was de jongste broer van Gustave.
Het Decreet Nº 7.886 van 9 november 1880 gaf toestemming aan het bedrijf om activiteiten in Brazilië te ontwikkelen. "S. A. Travaux Dyle et Bacalan" werd in Brazilië vertegenwoordigd door oprichter Aimé Durieux.
In de jaren 1880-1885 bouwt de "S.A. Travaux Dyle et Bacalan" in opdracht van de "Compagnie Générale des Chemins de fer Brésiliens" de spoorlijn Paranaguá - Curitiba in de Braziliaanse staat Paraná.
Het bleef niet bij de spoorlijn Paranaguá-Curitiba. Al in april 1882 kreeg de S.A. de Travaux Dyle et Bacalan per keizerlijk decreet een nieuwe sectie van 17 km, Moretes-Antonina, onder dezelfde voorwaarden als de hoofdlijn, evenals de studie van de strategische lijnen van Paraná. Voor de eventuele bouw van deze 900 km werd een “droit de préférence” verkregen.
Ondertussen besliste de Braziliaanse regering de lijn Paranaguá-Curitiba te verlengen tot Rio Negro (88 km) en tot Ponto Grossa (201 km). Deze laatste zou de verbinding met São Paulo – Rio Grande do Sul realiseren. In maart 1889 werd het contract voor deze verlengingen getekend door de vertegenwoordiger van de CGCB in Rio de Janeiro, Texeira Soares.
Op 28.07.1903 werd de CGCB definitief ontbonden. De Braziliaanse regering kocht immers de verschillende lijnen over.
In 1902 werd het bedrijf "Société Belge Métallurgique de fabrication des Corps Creux" opgekocht. "S.A. Travaux Dyle et Bacalan" was toen ook actief als autoconstructuur. Het bouwde luxueuse auto's en chassis voor andere constructeurs zoals ALP, Hermes en SACA.
Enkel in Leuven werkten rond 1914 circa 2.500 werknemers en het bedrijf exporteerde naar Brazilië, Spanje en Zuid-Afrika.
In een niet gedateerde catalogus (wellicht gedrukt tussen 1920 en 1928) van het bedrijf staan foto's van personenwagons geleverd voor voor de "Cia Estrada de Ferro", “Chemin de Fer de ‘Est Brésilien”, “Rede Sul Mineira” e a “Viação Férrea do Rio Grande do Sul”. Voor de twee laatstvermelde spoorlijnen lever de Ateliers de la Dyle ook goederenwagons.
Het werd zwaar verwoest tijden de Eerste Wereldoorlog. Het bedrijf wordt opgesplitst in 1928 en het Belgische deel heette terug "Ateliers de la Dyle". Tijdens de Tweede Wereldoorlag werd het opnieuw verwoest. In 1962 werd het overgenomen door de "Ateliers Belges Réunis" (ABR). De bedrijfsgebouwen in Leuven werden in 1968 gekocht door bierbrouwer AMBEV.
Het foto-album bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van Spanje bevat foto's van o.a. de bouw van de Koninklijke Serres te Laken, van Belgische trams en aan Spanje en Brazilië geleverde wagons, alle afkomstig van de Ateliers de la Dyle.
Bronnen:
- De Ateliers de la Dyle Leuven 1866-1928 : een exemplarisch en methodologisch onderzoek naar de economische, materiële en sociale aspecten van de Belgische industriële ontwikkeling / Jan van Outrive. - Leuven : KUL, 1987. - 297 p. : ill.
- https://nl.wikipedia.org/...
- https://www2.senado.leg.br/... - veja p. 226-227
Tekst en onderzoek: Marc Storms