U bent hier
Belgische immigratie in Porto Feliz (SP)
De koffieproductie en de Europese immigratie stroom
De snelle expansie van de koffie-economie in de Braziliaanse "West Paulista", een regio vrijwel onbewoond tot het midden van de negentiende eeuw, vond plaats in een tijd waarin de politieke druk om de de slavernij af te schaffen aan de kracht won. Deze startte met de wet Eusébio de Queirós van 1850, gevolgd door de zogenaamde wet van de Vrije Buiken van 1871 - die inhield dat kinderen van slaven vrij geborenen waren -, de wet van 1885 waarmee de slaven ouder dan 60 jaar vrij kwamen en en werd afgerond met de "Gouden wet " van 1888 die de slavernij volledig afschafte. Aldus werd stelselmatig het gebruik van slavenarbeid moeilijker en dus duurder gemaakt, waardoor het louter economisch gezien zelfs verlieslatend werd, tot deze in 1888 verboden werd.
Om de slavenarbeid te vervangen, begonnen de grondbezitters Europese immigranten aan te trekken. Dit gebeurde daarenboven op een moment waarop een economische crisis plaats vond in verschillende landen in Europa. Aldus kwam, bovendien gesteund door de Braziliaanse overheid die de overtocht betaalde, een migratiestroom op gang vooral naar de toenmalige provincie São Paulo. Geleidelijk aan vervingen de Europese immigranten de slaven en verrichten arbeid in de grote koffieplantages. In het Zuiden van Brazilië - de toenmalige provincies Paraná, Santa Catarina en Rio Grande, werd het land in gebruik genomen door de invoering van het systeem van immigranten in de koloniën waarbij vooral kleine boerderijen gecreëerd werden. In São Paulo daarentegen was een groot deel van de beschikbare grond al ingenomen door de grootgrondbezitters met hun koffieplantages. Vele migranten kwamen toe met een contract om een aantal jaren op deze plantages te werken. Maar daarnaast werden ook officiële koloniale nederzettingen door de staat opgericht die vooral diensten leverden voor de grootschalige plantages. Deze waren leveranciers van voedsel tegen lage prijzen, maar dienden ook om migranten te huisvesten als arbeidsreserve om piekperiodes op te vangen. Aldus werd de migratie gebruikt als aanvulling op het beschikbare personeel in de koffieplantages of voor de levering van gespecialiseerde diensten. De eerder gemarginaliseerde gebieden inzake koffieproductie, zoals Porto Feliz in de regio Campinas, hadden amper slaven indienst - hun aantal wordt geschat op een paar honderd - en maakten maar beperkt gebruik van de migratiestroom in de tweede helft van de negentiende eeuw.
Suikerrietproductie in Porto Feliz
Tussen 1790 en 1830 controleerde de stad Porto Feliz, samen met de steden van Itu en Campinas, de suikerproductie in de toenmalige provincie São Paulo. Het was een deel van de meest bevolkte gebieden en het aantal slaven was iets lager dan in Itu en Campinas.
Na genoten te hebben van een hoogconjunctuur in de late achttiende eeuw, toen de suikermolens in de provincie São Paulo weer opgang maakten, werd de Braziliaanse suikerproductie vanaf de jaren 1830 geconfronteerd met een zware recessie. Deze werd veroorzakat door een toegenomen concurrentie op de internationale markten. Als gevolg hiervan verloor de suikerproductie in Porto Feliz aan belang en werden verschillende productiecentra stil gelegd en honderden slaven verkocht.
In de jaren 1870 werden in Brazilië moderne suikerfabrieken opgericht, de zogenaamde Engenhos Centrais. Een groep grootgrondbezitters van Porto Feliz besloten om ook naar dit nieuwe productieproces over te stappen in een poging om de economische neergang te overwinnen. Aldus werd in 1876 de Companhia Açucareira de Porto Feliz opgericht. In het contract dat het bedrijf ondertekend had met de keizerlijke regering, en dat een gewaarborgde opbrengst voor de Companhia garandeerde, was gestipuleerd dat het verboden was gebruik te maken van slavenarbeid en dat de aankoop van onbebouwde grond door Europese immigranten diende bevorderd te worden.
Aldus werd de Engenho Central de Porto Feliz op 28 oktober 1878 ingehuldigd. Het was de eerste Engenho Central in de provincie São Paulo en de derde in Brazilië.
Maar concrete stappen voor het aantrekken van werknemers in de regio waren nog niet genomen. In die tijd vormden de teelt van suikerriet en de productie op de Engenho Central van suiker twee afzonderlijke sectoren, waarbij de modernisering alleen plaats had bij de verwerkende sector. Hierdoor ontstond een tekort aan werkkracht en nieuwe technieken bij de kweek van suikerruit en werd het duidelijk dat ook het vervoer van suikerriet richting fabriek ontoerreikend was. Daarnaast namen de bestaande kwekers van suikerriet hun leveringsverplichtingen niet al te nauw wat leidde tot een crises in de aanvoer van grondstoffen.
Koloniale nederzetting “Rodrigo Silva”
Bijna tien jaar na de inwijding van de Engenho Central werd gewerkt aan een oplossing voor het tekort aan aanbod van suikerriet . Hierbij werd gekeken naar de ervaringen in de koffieteelt die werkten met koloniale nederzettingen. Aldus werden in de suikerregio's Porto Feliz en Lorena officiële koloniale nederzettingen opgericht die als opdracht hadden om de noden van de suikerrietbedrijven op te lossen, door boeren aan te trekken en te huisvesten die zouden zorgen voor de vaste aanvoer van suikerriet richting suikerrietverwerkende bedrijven.
In deze periode was, onder andere, het Braziliaanse Centrale Bestuur van Immigratie erg actief in Europa om arbeidskrachten te ronselen. Hiervoor werd in Europa een intense propagandacampagne opgezet. Ook in België werden veel kandidaten, waaronder Priester Jean Baptiste Vanesse, aangetrokken door de mogelijkheid om geld te verdienen met de stichting van een Belgische kolonie in de "Nieuwe Wereld."
Om de koloniale nederzetting in Porto Feliz op te richten, had de Braziliaanse regering een aantal woningen in de omgeving van de stad verworven. Op dat moment had Vanesse al contacten met de Braziliaanse minister van Landbouw Rodrigo Silva, aan wie hij voorgesteld werd door Edouard de Grelle, Minister van België in Rio de Janeiro. De Belgische priester werd uitgenodigd om de regio van Porto Feliz te leren kennen en hij was enthousiast over de vruchtbaarheid van het land dat zeer goed geschikt was voor de teelt van suikerriet, granen, koffie en tabak. Na dit bezoek, schreef Vanesse een brief, gedateerd 13 januari 1888, aan het Bestuur van Immigratie, waarin hij zijn project uiteenzette ter waarde van een investering van 50.000 BEF.
Geautoriseerd door Artikel n° 111 van 16 november 1887 van het ministerie van Landbouw, ondertekende de inspecteur-generaal van Kolonisatie, de volgende dag, een gedetailleerde contract met priester Vanesse. Dit stipuleerde dat 50 families, waaronder 45 boeren, zouden gehuisvest worden in de kolonie tussen begin mei 1888 en 31 mei 1889. Elk gezin diende verplicht een minimum kapitaal van 1.000 frank in te brengen, alsook huishoudsraad en landbouwwerktuigen. De kosten van het transport van de kolonisten en hun bagage zouden gedragen worden door de Braziliaanse regering.
Nederzetting Conselheiro Rodrigo Silva - In november 1887 kocht de overheid land in de gemeente Porto Feliz met een oppervlakte van 1.601 hectare, om het aan deze nederzetting toe te wijzen, voor een bedrag van 23:000$000. Volgens het contract van 18 november 1887 door de overheid met Pater João Baptista Vanesse, is deze grond bestemd voor de huisvesting van Belgische immigranten, die de priester zal recruteren. De overheid verplicht zich ertoe om het land af te bakenen in loten van 25 tot 30 hectare, alsook andere werken uit te voeren, zoals de constructie van een gebouw voor de goddelijke eredienst, een school, tijdelijke woningen voor de kolonisten, herstelling van de bestaande woning voor de residentie van de directeur en Vanesse priester, en de aanleg van de noodzakelijke wegen en paden. |
Bron: Relatório 1888 apresentado ao Exme. Sr. Presidente da Provincia de São Paulo |
Op dat moment was de "koloniale nederzetting" onderworpen aan de burgerlijke rechtspraak volgens de wetten en voorschriften geldend Brazilië. Priester Vanesse, als "geestelijk leider" zou beschouwd worden als een betaalde vertegenwoordiger van het Ministerie van Landbouw, Handel en Openbare Werken.
Het ministerie van Landbouw heeft de Schatkist de orders gegeven om volgende betalingen uit te voeren, met ingang van 1 mei j.l. aan de priester João Baptista Vanesse, een maandelijkse bonus van tweehonderdduizend reis. |
Correio Paulistano - 26 juli 1888 |
Conform het rapport van 19 februari 1888, verzonden door E. de Grelle aan Prins van Chimay, Minister van Buitenlandse Zaken van België, voorspelde Minister Rodrigo Silva een mooie toekomst voor de Kolonie van Porto Feliz, waarvan de oprichting "getuigr van de sympathie van de Brazilianen voor de Belgische werknemers. "
Om gezinnen uit België aan te trekken, schreef Vanesse een pamflet waarin grote voordelen werden beloofd, zoals de aankoop van loten tussen 20 tot 30 hectare voor een gemiddelde prijs van 1.400 frank die de kolonisten volledig konden terugbetalen binnen zeven jaar. Daarenboven was de afname van de suikerproductie gegarandeerd aangezien de nederzetting opgericht werd met als doel toeleverancier te zijn van de suikerruitfabriek. De brochure verklaarde dat, daar de huizen gebouwd door de Braziliaanse regering precair waren, het beter was om vanuit België geprefabriceerde metalen huizen te importeren. Wellicht wordt hier verwezen naar het bouwsysteem Danly.
Vanesse stelde voor om de families te verenigen in een coöperatieve. Deze zou instaan voor het vermarkten van het overschot aan suikerriet, het aan het kopen van voedsel en werktuigen, en, voor een kleine maandelijkse bijdrage, medische zorg en medicijnen verstrekken aan de aangesloten gezinnen. De coöperatieve kan zich later richten op de productie van andere gewassen, alsook op de vorming van andere toekomstige Belgische kolonies.
De eerste 25 families maakten de overtocht met het stoomschip Hipparchus. Dit was volgens de krant Monitor Campista, 19/04/1880 Belgisch, maar volgens de Correio de São Paulo Engels en voerde geregeld de reis Londen - Antwerpen - Brazilië uit. Vanuit de haven van Santos vertrokken de Belgische immigranten per trein naar Itu en Sorocaba van waaruit ze Porto Feliz te voet of per ossenkar bereikten. Eind mei 1888 verkregen de volgende kolonisten hun percelen: Alexandre Libois, Edouard Leroy, Vital Kestemond, Felix Wayens, J.B. Vanerweyck, J.J. Descolte, Jules Bertz, François Pierre, François Labenne, Ferdinand Boudart, Auguste Dubois, Hubert Dumont, Augustine Detry, Gustave Dumont, Genius Despontin, Edmonde Taupe, Emile Gérard Ballion, Adelin Péters en Auguste de Becquerot.
Het gebied kreeg de naam koloniale nederzetting "Rodrigo Silva", genoemd naar de oud-minister van Landbouw. Het was 1.600 hectare groot en koste de Braziliaanse schatkist 23:000$000 réis. Volgens een artikel gepubliceerd in het Franse tijdschrift "Etoile du Sud", gedrukt in Rio de Janeiro, was de nederzetting ontworpen om in totaal 1.000 Belgische kolonisten te huisvesten. Ze werd beschouwd als een modelvestiging, een soort praktijkvoorbeeld voor landbouw, een verspreidingscentrum van nieuwe landbouwtechnieken en nieuwe gewassen. De Gazeta de Noticias, Rio de Janeiro, beschouwde het project "prijzenswaardig" niet alleen als steun aan de landbouw, maar ook vanuit het oogpunt van zijn invloed op alle terreinen van de samenleving, met de daaruit voortvloeiende ontwikkeling van kleine eigendommen, en aldus introducerend in Brazilië "het werkzame Belgische ras".
Plan van de Koloniale Nederzetting Rodrigo Silva - 1893 - Museu da Imigração de São Paulo
Helaas enkele maanden later al, op 31 januari 1889, berichtte de krant Diário Popular onder de titel ‘’Colônia Malsinada” (slechte indruk) over de verschrikkelijke omstandigheden waarin "het schoolpraktijk van de landbouw" werd gerealiseerd. De krant schreef over "gebrek aan ervaren leidinggevenden'', gaf kritiek op de paternalistische Braziliaanse overheidsinterventie en de kerkelijke leiding met "autoritaire trekken''. Het meldde ook al immigranten verplicht waren hun landbouwwerktuigen te verkopen wegens gebrek aan geld om eten aan te kopen. Dezelfde kritiek werd herhaald door Alfred Marc in zijn relaas Le Brésil: Excursion à travers ses 20 Provinces gepubliceerd in 1898. Protesten tegen de leiders van de koloniale nederzetting braken uit, maar Vanesse wilde niet aftreden. Het protest van 4 mei 1889 had tot gevolg dat Baron George Reusens, toenmalig afgevaardigde van de Belgische regering in Rio de Janeiro, per brief vraagt om de looptijd van het contract dat Vannesse verplichtte om voor 31 mei 1889 de resterende Belgische families te laten overkomen, te verlengen. Trouwens, de Braziliaanse consul in Antwerpen had de vereiste vergunning voor migratie niet getekend. In dezelfde brief verdedigde Reusens zich tegen de beschuldigingen erop wijzend dat "er vele vijanden voor dit project bestaan die geen gelegenheid verliezen om laster te verspreiden."
De consul van België in São Paulo, Pety van Thozée, was één van Vanesse critici. Hij herinnerde eraan dat de priester het lumineuze idee had om huizen vervaardigd in ijzer te verkopen aan kolonisten die immers onbewoonbaar waren bij warm weer, in plaats van huizen te bouwen met lokale materialen. Hij beschuldigde Vanesse ervan om de "Canguera" boerderij in de buurt van de nederzetting te hebben aangekocht voor een veel te hoge prijs en voor persoonlijk gebruik.
Resultaat was dat geleidelijk aan de Belgische kolonisten vertrokken. Sommigen keerden terug naar België, anderen verhuisden naar Porto Feliz en de omliggende steden, slechts weinigen bleven in de nederzetting.
De vijfentwintig oorspronkelijke families werden in hun thuisland gekozen door priester Jean Baptiste Vanesse, die hiervoor een contract afsloot met het ministerie van Landbouw van Brazilië. Al vanaf het begin werd veel kritiek geuit op deze priester waardoor op hem het grootste deel van de schuld voor het falen van de kolonie rust. Hij wordt verweten autoritair en despotisch te zijn en veel te veel te drinken. Het is een feit dat de meeste van de kolonisten een achtergrond had in hun thuisland in de dienstensector, handel of industrie, en weinig affiniteit had met landbouwaktiviteiten. Ze waren niet vertrouwd met het Braziliaanse weer, het oerwoud dat de kolonie omringde en het harde werk van het kappen van riet. De meesten keerden terug naar België. Een paar families bleven in de regio actief in de gemengde landbouw, veeteelt en de productie van brandwijnen. |
Bron: Plano diretor ambiental de Porto Feliz: Levantamento histórico e elaboração de diretrizes para preservação e valorização do patrimônio cultural e paisagístico do Município de Porto Feliz - agosto de 2008 |
De Belgen werden vervangen door Brazilianen en immigranten van andere nationaleiteiten, zoals de volkstelling van 1893 aangeeft: de bevolking bestond uit 271 personen, alle landbouwers, waarvan 150 Brazilianen, 62 Belgen, 39 Italianen, 16 Spanjaarden, 1 Fransman, 1 Duitser, 1 Noordamerikaan en 1 “Afrikaner”.
Van de 52 huizen, geschat op 13:420$000 reis, waren er 50 nog voorlopig. De productiewaarde van de koloniale nederzetting "Rodrigo Silva" bedroeg 46:068$000 réis, waarin maïs het hoofdprodukt was. De suikerrietproductie was niet hoger dan 60 karrenvrachten, van elk circa 1.500 kilo, ter waarde van 1:800$000 reis. De kolonisten die suikerriet kweekten, gebruikten dit eerder voor het stoken van brandwijn dan het over een lange afstand te transporteren en maanden te moeten wachten op de betaling. De Engenho was immers chronisch in geldgebrek schreef Frederic Sawyer in zijn studie van de suikerindustrie in Sao Paulo, gepubliceerd in 1905.
Depois de sua controversa atividade como diretor do Núcleo Colonial “Rodrigo Silva’’, o padre J. B. Vanesse exerceu as funções de vigário em várias cidades do interior: Cajuru, Matão, São Carlos, Santa Barbara do Rio Pardo e depois em Curitiba. Terminou a sua vida como professor do Seminário Arquidiocesano de São Paulo.
Het falen van de Belgische kolonisten in Porto Feliz heeft wellicht verschillende oorzaken. Enerzijds liep het mis met het recruteren van de immigranten in België. Daarnaast ontbrak gedegen en effectief leiderschap. Wellicht oefenden een aantal grote landeigenaren in de regio ook druk uit, om aldus de concurrentie te verminderen. De directie van het Bureau voor Immigratie erkende dat de Belgen niet voorbereid waren voor het werk en dat ze in Europa gerondseld waren met al te mooie beloften.
Na zijn controversiële activiteit als directeur van de koloniale nederzetting "Rodrigo Silva'', diende priester J. B. Vanesse als plaatsvervangend parochiepriester in verschillende provinciesteden zoals Cajuru, Matao, São Carlos, Santa Barbara do Rio Pardo en vervolgens in Curitiba. Hij eindigde zijn leven als leraar van het Aartsbisschoppelijk Seminarie van São Paulo.
Tekst: Marc Storms
Gebaseerd op het onderzoek van historicus Jonas Soares de Souza, gespecialiseerd in de stuide van de Engenho Central van Porto Feliz en de Belgische kolonie. Hij schreef het artikel "Belgas em Porto Feliz: O depoimento de Um Colono", gepubliceerd in de krant Cruzeiro do Sul op 17.09.1978.